Ademen

De ons omringende lucht bevat ongeveer 20% zuurstof (O2). De lucht die wij inademen  komt via de neus, luchtpijp (trachea), bronchiën in de longen terecht. De zuurstof komt via de longblaasjes in het bloed terecht en hecht zich aan de hemoglobine. Hemoglobine is een eiwit dat het bloed rood kleurt. De zuurstof wordt daarna via het bloed naar de cellen van de organen en de spieren vervoerd. Alle cellen hebben voldoende zuurstof nodig, maar ook voedingsstoffen. In de cellen van alle organen vindt de verbranding van zuurstof en voedingsstoffen plaats. Bij de verbranding of stofwisseling komt energie vrij, maar ook afvalstoffen die via de natuurlijke weg het lichaam verlaten (urine, ontlasting en transpireren). Bij dit proces wordt koolzuurgas ( CO) geproduceerd.

Het grote probleem is dat bij de meeste mensen het zeer belangrijke koolzuurgas verdwijnt bij de diepe ademhaling. Wij hebben voldoende koolzuurgas in de cellen en in de longblaasjes nodig.

Als er te weinig koolzuurgas in het lichaam overblijft, dan wordt de zuurstof die zich aan de hemoglobine hecht, niet goed afgegeven aan de cellen van de organen en de spieren. Het directe gevolg is vaak dat men zich dodelijk vermoeid voelt, terwijl bij meting in het ziekenhuis blijkt dat er voldoende zuurstof in het bloed aanwezig is. Op zeeniveau zit er tussen de 95-100% zuurstof in het bloed. Als door een gebrek aan koolzuurgas in het lichaam de zuurstof niet voldoende wordt afgegeven, gaat het lichaam over tot een beschermingsreactie: de bloedvaten kunnen worden vernauwd, de bronchiën en de darmen kunnen zich vernauwen. Bloedvaten, bronchiën en darmen hebben aan de binnenkant een glad spierweefsel dat zich kan samentrekken. Als bloedvaten zich samentrekken wordt de druk op de vaatwanden hoger en een hoge bloeddruk is het gevolg. Het kan leiden tot een hartinfarct op den duur.

Wanneer de bronchiën zich vernauwen ontstaat er astma.

De vernauwingen stoppen als de ademhaling wordt genormaliseerd.